Verschillende
vragen tot annulering van de btw-belastingplicht voor advocaten werden
door meerdere partijen ingediend (annulering van artikel 60 van de Wet
van 30 juli 2013). Het is geen verrassing dat het Europees Hof hierover
geraadpleegd wordt via prejudiciële vragen.
Om
het Grondwettelijk Hof te overtuigen werd een veelvoud aan elementen
voorgelegd. Een van deze aangereikte argumenten voor de partijen is het
recht op rechtsbijstand en gelijkberechtiging.
Het
Grondwettelijk Hof kan hieromtrent enkel vaststellen dat de vermeende
schending op het gelijkberechtigingsbeginsel, meer bepaald wat betreft
de rechtsbijstand door een advocaat en de wapengelijkheid en eerlijke
behandeling, behandeld wordt in de Richtlijn 2006/112/EG.
De
diensten van advocaten worden in art. 132 van de Richtlijn 2006/112/EG
niet als activiteiten van algemeen belang beschouwd. Er blijkt echter
dat die diensten verband houden met de daadwerkelijkheid van de rechten
van de verdediging en van het eerlijk proces, alsook van het beginsel
van de wapengelijkheid. Bij ontstentenis van rechtspraak van de organen
van de Unie doet dat verschil in behandeling tussen de diensten van
advocaten en de diensten die bij artikel 132 van de Tichtlijn zijn
vrijgesteld, voldoende vragen rijzen omdat de diensten van advocaten
bijdragen tot de eerbiediging van bepaalde grondrechten.
Bovendien kan
men zich afvragen of de diensten die advocaten leveren in het kader van
een nationaal stelsel van rechtsbijstand al dan niet begrepen kunnen
worden onder de in artikel 132, lid 1, onder g) bedoelde diensten die
nauw samenhangen met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid.
Wijselijk
besluit het Grondwettelijk Hof dat het niet de bevoegdheid van de
Belgische wetgever is om af te wijken van de uniforme regeling van de
Richtlijn 2006/112/EG, die een harmonisatierichtlijn is, of ze te
moduleren.
Wanneer
er twijfel is over de interpretatie of de geldigheid van een bepaling
van het Unierecht die van belang is voor de oplossing van een voor
dergelijk rechtscollege hangend geschil, moet dat rechtscollege het Hof
van Justitie prejudicieel ondervragen.
Bijgevolg werden verschillende prejudiciële vragen gesteld door het Grondwettelijk Hof.
De
eerste prejudiciële vraag behandelt de kwestie of de Richtlijn
2006/112/EG in overeenstemming is met artikel 47 van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, vooral ten aanzien van het recht op
de bijstand van een advocaat en het beginsel van de wapengelijkheid, en
met artikel 9, leden 4 en 5 van het Verdrag betreffende toegang tot
informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake
milieuaangelegenheden, ondertekend te Aarhus op 25 juni 1998, door de
handelingen verricht door advocaten aan btw te onderwerpen, zonder
rekening te houden met de omstandigheid dat de rechtzoekende al dan niet
aan de btw is onderworpen.
Daarnaast
wordt in een andere vraag de mogelijkheid geopperd om een gedeeltelijke
vrijstelling te behouden voor de diensten verricht aan rechtzoekenden
die geen btw-belastingplichtige zijn.
Wordt vervolgd ...
Bron:Grondwettelijk Hof, arrest nr. 165/2014 van 13/11/2014.