Vragen tot annulering btw-belastingplicht voor advocaten oorzaak van prejudiciële vragen

18/11/14

Verschillende vragen tot annulering van de btw-belastingplicht voor advocaten werden door meerdere partijen ingediend (annulering van artikel 60 van de Wet van 30 juli 2013). Het is geen verrassing dat het Europees Hof hierover geraadpleegd wordt via prejudiciële vragen.

Om het Grondwettelijk Hof te overtuigen werd een veelvoud aan elementen voorgelegd. Een van deze aangereikte argumenten voor de partijen is het recht op rechtsbijstand en gelijkberechtiging.

Het Grondwettelijk Hof kan hieromtrent enkel vaststellen dat de vermeende schending op het gelijkberechtigingsbeginsel, meer bepaald wat betreft de rechtsbijstand door een advocaat en de wapengelijkheid en eerlijke behandeling, behandeld wordt in de Richtlijn 2006/112/EG.

De diensten van advocaten worden in art. 132 van de Richtlijn 2006/112/EG niet als activiteiten van algemeen belang beschouwd. Er blijkt echter dat die diensten verband houden met de daadwerkelijkheid van de rechten van de verdediging en van het eerlijk proces, alsook van het beginsel van de wapengelijkheid. Bij ontstentenis van rechtspraak van de organen van de Unie doet dat verschil in behandeling tussen de diensten van advocaten en de diensten die bij artikel 132 van de Tichtlijn zijn vrijgesteld, voldoende vragen rijzen omdat de diensten van advocaten bijdragen tot de eerbiediging van bepaalde grondrechten.

Bovendien kan men zich afvragen of de diensten die advocaten leveren in het kader van een nationaal stelsel van rechtsbijstand al dan niet begrepen kunnen worden onder de in artikel 132, lid 1, onder g) bedoelde diensten die nauw samenhangen met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid.

Wijselijk besluit het Grondwettelijk Hof dat het niet de bevoegdheid van de Belgische wetgever is om af te wijken van de uniforme regeling van de Richtlijn 2006/112/EG, die een harmonisatierichtlijn is, of ze te moduleren.

Wanneer er twijfel is over de interpretatie of de geldigheid van een bepaling van het Unierecht die van belang is voor de oplossing van een voor dergelijk rechtscollege hangend geschil, moet dat rechtscollege het Hof van Justitie prejudicieel ondervragen.

Bijgevolg werden verschillende prejudiciële vragen gesteld door het Grondwettelijk Hof.

De eerste prejudiciële vraag behandelt de kwestie of de Richtlijn 2006/112/EG in overeenstemming is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, vooral ten aanzien van het recht op de bijstand van een advocaat en het beginsel van de wapengelijkheid, en met artikel 9, leden 4 en 5 van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, ondertekend te Aarhus op 25 juni 1998, door de handelingen verricht door advocaten aan btw te onderwerpen, zonder rekening te houden met de omstandigheid dat de rechtzoekende al dan niet aan de btw is onderworpen.

Daarnaast wordt in een andere vraag de mogelijkheid geopperd om een gedeeltelijke vrijstelling te behouden voor de diensten verricht aan rechtzoekenden die geen btw-belastingplichtige zijn.

Wordt vervolgd ...

Bron:Grondwettelijk Hof, arrest nr. 165/2014 van 13/11/2014.

terug