Kan een indiciaire afrekening steunen op een uitgebreide vraag om inlichtingen omtrent het private consumptiepatroon van een belastingplichti

22/12/14
Arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen dd. 04.02.2014 - Ver weerder in hoger beroep vestigde een aanslag op basis van tekenen en indiciën. Eisers in hoger beroep houden voor dat de indiciaire afrekening duidelijk steunt op een uitgebreide vraag om inlichtingen omtrent het private consumptiepatroon van de belastingplichtigen, wat een essentiële inbreuk impliceert op de bewijsregeling bij indiciaire taxatie en stellen dat deze schending van de bewijsregels moet leiden tot de nietigheid van de daaruit voortvloeiende aanslagen. Volgens het Hof mag het administratief nazicht en de vragen om inlichtingen slaan op alle verrichtingen waaraan de belastingplichtige heeft deelgenomen. Deze inlichtingen kunnen ook betrekking hebben op het privéleven van de belastingplichtige indien de vraag om inlichtingen de correcte heffing van de belasting beoogt. Aldus mag de administratie in principe een indiciaire aanslag ook steunen op de inlichtingen die de belastingplichtige heeft verstrekt in antwoord op een vraag om inlichtingen aangaande zijn privéleven. Het vraagrecht van de artikelen 316 en 317 WIB92 is niet onbeperkt. Overeenkomstig deze bepalingen moet de vraag om inlichtingen gesteld worden “met het oog op het onderzoek van de fiscale toestand” en slaat ze “op alle verrichtingen waaraan de belastingplichtige heeft deelgenomen”. Hieruit volgt dat de administratie een zekere voorkennis moet hebben van de verrichtingen waaraan de belastingplichtige heeft deelgenomen, vooraleer zij hierover een vraag kan stellen. Een vraag om inlichtingen is immers in wezen een vraag om een nadere verklaring, toelichting of opheldering. De administratie kan geen vraag om inlichtingen stellen louter om het bestaan zelf van fiscaal relevante feiten te ontdekken. Dit is des te meer zo inzake een indiciaire taxatie, zo niet zou een en ander neerkomen op een volledige omkering van de bewijslast, die in principe bij de administratie berust en zou aan de belastingplichtige kunnen gevraagd worden om zelf zijn indiciaire afrekening op te stellen, wat uiteraard niet de bedoeling kan zijn. Het Hof komt tot het besluit dat uit de inhoud van vraag om inlichtingen blijkt dat de taxatieambtenaar reeds enige voorkennis had, dat hij tijdens de eerdere controle reeds een aantal vaststellingen had gedaan en dat hij van de belastingplichtigen meer uitleg en toelichtingen wenste te bekomen. De taxatieambtenaar heeft zelf de tekenen en indiciën aangegeven die de grondslag vormen van een indiciaire afrekening. De gevraagde inlichtingen waren van die aard dat ze de taxatieambtenaar moesten toelaten tot een objectievere en juistere berekening te komen. Het Hof komt ook tot het besluit dat eisers in hoger beroep geen enkel bewijs bij brengen om de werkelijkheid en de omvang van de weerhouden indiciën te weerleggen. Eisers in hoger beroep doen zelfs geen moeite om aan te tonen dat de uitgaven voor levensonderhoud lager zijn dan geraamd door de administratie. Zij vergenoegen er zich mee een principiële discussie te voeren, zonder enige moeite te doen om hun grieven in verband met de raming van de kosten van levensonderhoud enigszins aannemelijk of geloofwaardig te maken.
bron : fiscalnet

terug