De recente wijzigingen aan het WIB van toepassing voor het Vlaamse Gewest

16/02/15

Algemeen :

Het Staatsblad d.d. 30.12.2014 heeft een Decreet van 19.12.2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 van de Vlaamse overheid gepubliceerd.

De belangrijkste wapenfeiten aangaande de inkomstenbelastingen zijn :

1/ De belastingvermindering verleend voor de uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand wordt afgeschaft voor uitgaven vanaf 1 januari 2015 (opheffing van artikel 145/31).

Deze vermindering bedroeg 50% van de uitgaven inclusief BTW, die werkelijk betaald waren tijdens het belastbaar tijdperk, en geplafonneerd tot een bepaalde som per belastbaar tijdperk (€ 750,00 voor aanslagjaar 2014).

Voor Wallonië werd deze belastingvermindering ook reeds opgeheven middels het Programmadecreet van 12.12.2014 (gepubliceerd op 29.12.2014).

2/ De aanpassingen aan de woonbonus

Zoals reeds aangekondigd in de Wekelijkse analyses van 09/08/2014 - 6, werd de woonbonus vanaf aanslagjaar 2016 grondig gewijzigd, of met andere woorden verminderd.

De volgende artikels van het WIB92 worden daarom aangepast : artikel 178/1, 145/31, 145/37, 145/40, 145/41, 145/42, 145/43, 145/45, 145/46, 178 § 5.

De voornaamste wijzigingen zijn de volgende.

Voor de leningsovereenkomsten met betrekking tot de hypothecaire lening, die uiterlijk op 31 december 2014 afgesloten werden, blijft het oude systeem bestaan, met name een aftrekbaar bedrag aan interesten, betalingen en bijdragen, dat in aanmerking wordt genomen voor de belastingvermindering, per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk van 2.280 euro.

Dit grensbedrag werd nog verhoogd met 760 euro gedurende de eerste tien belastbare tijdperken vanaf het belastbaar tijdperk waarin de leningsovereenkomst wordt afgesloten.

Ook deze verhoging wordt op haar beurt nog eens verhoogd met 80 euro wanneer de belastingplichtige drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin de leningsovereenkomst wordt afgesloten.

Als de leningsovereenkomsten met betrekking tot de hypothecaire lening, daarentegen afgesloten werden vanaf 1 januari 2015, mag het bedrag aan interesten, betalingen en bijdragen, met betrekking tot die vanaf 1 januari 2015 gesloten overeenkomsten, dat in aanmerking wordt genomen voor de belastingvermindering, per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 1.520 euro.

Dit grensbedrag wordt ook nog steeds verhoogd met 760 euro gedurende de eerste tien belastbare tijdperken vanaf het belastbaar tijdperk waarin de leningsovereenkomst wordt afgesloten.

Ook deze verhoging wordt op haar beurt nog eens verhoogd met 80 euro wanneer de belastingplichtige drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin de leningsovereenkomst wordt afgesloten.

De belastingvermindering met betrekking tot de uitgaven wordt voor de oude leningen berekend tegen het voor de belastingplichtige hoogste belastingtarief als vermeld inartikel 130, met een minimum van 30 %.

Voor de nieuwe leningen wordt de belastingvermindering voor de uitgaven berekend tegen een vast belastingtarief van 40 %.

Alles werd dus doorgevoerd zoals initieel werd aangekondigd in het regeerakkoord, behoudens de voorgenomen beperking dat voor eenzelfde onroerend goed maar maximaal twee maal gebruik zou kunnen worden gemaakt van de woonbonus, die uiteindelijk is niet opgenomen in de uiteindelijke tekst. De Vlaamse Regering heeft ervoor geopteerd eerst te onderzoeken hoe dit verbod technisch uitvoerbaar kon worden gemaakt.

Wie valt nu onder de oude of de nieuwe regeling?

Gelet op het financiële plaatje is het toch van belang te weten onder welke regeling met zal vallen als men nog snel eind december 2014 een lening heeft afgesloten om nog te kunnen genieten van de zeer voordelige oude regeling.

De datum van de leningsovereenkomst op zich volstaat duidelijk niet.

Wie nog de "oude" woonbonus wilde genieten, moest in principe voor het einde van het jaar 2014 in het gekochte huis wonen en eventueel zijn vorige woning te koop hebben gezet.

De woonbonus geldt immers enkel voor de "enige en eigen woning".

Om te oordelen of men onder het oude of het nieuwe systeem moet ook rekening worden gehouden met het feit dat deze eigen woning in principe de woning is die door de belastingplichtige wordt betrokken (artikel 115 § 1,1ste lid, 1° WIB). Voor de toekenning van de "oude" geldt deze voorwaarde op 31 december 2014 (dus van het jaar waarin de lening wordt gesloten).

De inschrijving in het Rijksregister is hiervoor geen formele voorwaarde, althans wat de gewestelijke woonbonus betreft. De kredietnemer kan door middel van alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed, aantonen dat hij de woning zelf betrekt. Het hebben van zijn domicilie op die datum, kan daartoe een indicatie zijn, maar vormt op zich geen formele voorwaarde, wat blijkt uit een Parlementaire vraag nr. 49 van de heer Peter Van Rompuy d.d. 31.10.2014.

Wat met verbouwingen?

Op basis van artikel 115 § 1, 2de lid, 3° WIB wordt als eigen woning ook aangemerkt de woning die de belastingplichtige niet zelf betrekt omdat de stand van de bouwwerkzaamheden of van de verbouwingswerkzaamheden het de belastingplichtige niet toelaten de woning daadwerkelijk te betrekken op diezelfde datum.

In een toelichting van 11 december 2014 heeft de belastingadministratie een eigen interpretatie gegeven van deze uitzondering voorzien voor personen die hun woning niet tijdig kunnen betrekken omwille van bouwwerkzaamheden.

Volgens de fiscale administratie is de beoordeling van de werkzaamheden zelf een relatieve feitenkwestie, die, zoals dit in het verleden steeds het geval was, door de administratie gebeurt, rekening houdend met de aard ervan. Deze beoordeling door de administratie gebeurt desgevallend post factum, waarbij in de regel wordt aangenomen dat aan voormelde voorwaarde is voldaan, wanneer op het ogenblik van de controle kan worden vastgesteld dat de werkzaamheden, op basis waarvan de uitzonderingsbepaling van toepassing kan zijn, inderdaad zijn uitgevoerd of in uitvoering zijn.

Hoe de notie "stand van de bouwwerkzaamheden of verbouwingswerkzaamheden" moeten worden ingevuld is niet duidelijk. Volgens de Minister zou de administratie een "versoepelde interpretatie hanteren"... tot het zover is natuurlijk... Wat de vaststelling van de aanvang van de werkzaamheden zelf betreft kan volgens voormelde toelichting bijvoorbeeld gesteund worden op : de datum waarop een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning werd ingediend tot uitvoering van voormelde werkzaamheden, of de datum waarop een overeenkomst werd gesloten met een aannemer, bouwfirma, architect... tot uitvoering of begeleiding van de werken, of tenslotte de datum waarop de benodigde bouwmaterialen werden besteld, enz ... . Het gaat dus niet om een limitatieve lijst maar de werken moeten wel een aanvang hebben genomen. Volgens de Minister zouden schriftelijke bewijzen volstaan...

Wanneer is een verbouwing van de dusdanige aard om het betrekken van een woning onmogelijk te maken? Dit zal steeds afhangen van de persoonlijke interpretatie van de controleambtenaar.

Weinig rechtszekerheid dus voor de belastingplichtige, die volledig afhangt van de grillen van de controleambtenaar en die er toch een zware financiële kater kan aan overhouden wanneer de ambtenaar post factum zou oordelen dat het nieuwe stelsel alsnog moet worden toegepast in zijn specifiek geval.

Die werken mogen ook zeker niet te lang aanslepen : als men op 31 december van het tweede jaar (dus 2016) volgend op het jaar van het leningcontract de woning nog niet betrekt, geldt de aftrek niet meer (artikel 115 § 1, 3de lid, 2° WIB).!

Jurgen Soetaert

Adjunct-hoofdredacteur van Fiscalnet

Advocaat aan de Balie van Leuven

Advocatenkantoor Advonet

bron : fiscalnet


terug