Bijzondere aanslag van artikel 219 WIB 92: totale kakofonie

23/02/15

De aanslag van 300 % die artikel 219 WIB 92 voorziet kreeg de voorbije jaren heel wat kritiek, vooral wegens zijn beslagleggende aard.

Dat was vroeger echter niet het geval, want indertijd kwam de administratie aanzetten met cijfers om aan te tonen dat die 300 % niet alleen waren bedoeld om het bedrag van de uitgave te dekken, maar ook de sociale bijdragen en de ontdoken belastingen.

Daartegenover stond dat de volledige aanslag aftrekbaar was als beroepskosten (artikel 198 §1, 1° WIB 92).

Voor hoven en rechtbanken lieten de vennootschappen aan wie die aanslag was opgelegd steeds vaker het strafrechtelijk karakter erkennen en lieten deze verlagen door de rechter.

De vorige regering had de sanctie overigens al versoepeld door de toepassing van de aanslag uit te sluiten als de ontdoken inkomsten of voordelen nog konden worden belast in hoofde van de begunstigde met diens goedkeuring.

De nieuwe regering is echter nog verder gegaan en verlaagde het tarief van 300 % tot 100 %.

De aanslag van artikel 219 heeft dus geen strafrechtelijk karakter meer. Een voordeel van alle aard werd niet aangegeven en niet belast in hoofde van de begunstigde. In dat geval past men een aanslag van 100 % toe, wat erop neerkomt dat de vennootschap de kosten van dat voordeel op zich moet nemen.

Aangezien artikel 198, §1, 1° WIB 92 niet is gewijzigd, blijft de aanslag van 100 % dus aftrekbaar als beroepskosten.

Door te veronderstellen dat de betrokken vennootschap onderworpen is aan het normale tarief in de vennootschapsbelastingen, bedragen de werkelijke kosten slechts 67,99 euro (100 x 1,03 - 103 x 33,99%).

In het oude systeem werden de niet-gerechtvaardigde uitgaven en de verdoken winsten die onderworpen waren aan de afzonderlijke aanslag uit artikel 219 trouwens beschouwd als beroepskosten (artikel 197 WIB 92).

In de nieuwe versie van dat artikel zijn de verdoken winsten afgeschaft en er werd een voorwaarde toegevoegd voor niet-gerechtvaardigde uitgaven. Er zou moeten staan: "onverminderd de toepassing van de artikelen 49, 53, 24°, en 198, § 1, 10".

Er staat daarover geen enkele commentaar in de memorie van toelichting.

Net daar begint de kakofonie. De minister van Financiën bevestigde in de commissie Financiën van de Kamer dat aangezien men krachtens artikel 49 WIB 92 de werkelijkheid en omvang moet aantonen van de bedragen die men heeft afgetrokken als beroepskosten. Een loon dat in het zwart is gestort of een commissie die werd gestort aan een derde zijn dus niet meer aftrekbaar in de zin van artikel 197 WIB 92 aangezien de begunstigde niet is geïdentificeerd.

Deze lezing van het nieuwe artikel 197 WIB 92 is op z'n minst verrassend. Zodra de belastingadministratie een niet-gerechtvaardigde uitgave heeft ontdekt en de aanslag van artikel 219 erop heeft toegepast, is die uitgave gerechtvaardigd, anders is het de basis van de berekening van de aanslag.

De verwijzing naar artikel 49 in artikel 197 lijkt niets te willen zeggen, en de minister slaagt er maar niet in de grond van deze vermelding uit te leggen.

Men moet dus nog maar eens wachten tot de belastingadministratie de draagwijdte van die zinsnede die werd toegevoegd aan artikel 197 WIB 92 heeft toegelicht.

Wetten schrijven is eerst en vooral nadenken en niet om het even wat schrijven en vervolgens de administraties die ze moeten toepassen vragen om er een uitleg aan te geven.

De hoge ambtenaren van de FOD Financiën zullen zich de haren nog uittrekken. Herinner u wat er is geworden van artikel 537 WIB 92, en dat is niet het enige recente voorbeeld ...
bron : fiscalnet

terug