Fiscale rechtzettingen anno 2015

30/04/15

Gerd D. Goyvaerts • 30/04/2015

De BBI zet in een ‘instructie betreffende de taxatie van niet tijdig aangegeven inkomsten’ uiteen welke voorwaarden zullen toegepast worden wanneer een belastingplichtige zich spontaan aanbiedt om zijn fiscale situatie recht te zetten. Het gebrek aan een wettelijk kader vanaf 2014 leidt immers tot rechtsonzekerheid bij de betrokken belastingplichtigen, die zich nog wensen in regel te stellen. 

In de interne instructie van 29 januari 2015 wordt uitgegaan van de spontane melding door de belastingplichtige, en geldt een onderscheid tussen de hypotheses waarbij er al dan niet een uitdrukkelijk akkoord wordt gevonden met het voorstel van taxatie. In beide hypotheses wordt een onderscheid gemaakt tussen het “beginsaldo” en “inkomsten van de laatste zeven jaren”. De term “beginsaldo” verwijst naar de fiscaal verjaarde periode. De “laatste zeven jaren” verwijzen naar de zevenjarige fiscale verjaringstermijn, toepasselijk op het vlak van inkomstenbelastingen en BTW. Op vandaag gaat dit dus over inkomstenjaar 2008 e.v. 

De instructie hanteert een omkering van de bewijslast. Indien de belastingplichtige de oorsprong van het beginsaldo niet kan aantonen, belast BBI wat de inkomstenbelasting betreft het beginsaldo als een “divers (onbekend) inkomen” tegen 33%, verhoogd met een passende verhoging van minstens 10%. Dit gecumuleerde tarief van (minstens) 36,3% leunt sterk aan bij de vroegere boete van 35% op fiscaal verjaard kapitaal uit de wet van 11 juli 2013 op de fiscale regularisatie. Voor de inkomsten, verkregen tijdens de laatste zeven jaar, zal het geldende tarief worden toegepast, afhankelijk van de aard van inkomen, met een belastingverhoging van minstens 20% voor beroepsinkomsten en BTW en 50% voor roerende en diverse inkomsten. In het geval dat de belastingplichtige niet akkoord gaat, zal voor de beroepsinkomsten en BTW de belastingverhoging eveneens naar 50% worden gebracht. De mogelijkheid voor de Gewestelijk Directeur om in bijzondere gevallen vrijstelling te verlenen van nalatigheidsinteresten wordt in deze hypothese eveneens uitgesloten. 

Op het vlak van niet-verjaarde successierechten zal het normale tarief verschuldigd zijn, inclusief een boete en nalatigheidsinteresten, die worden bepaald in overleg met het Vlaams Gewest (Vlabel), dan wel de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPATDOC) voor het Brussels-Hoofdstedelijk en Waalse Gewest. 

In de hypothese dat de belastingplichtige akkoord gaat met de taxatie, wordt gevraagd dat de belastingplichtige dit schriftelijk en uitdrukkelijk bevestigt. Indien nodig of indien gevraagd door de belastingplichtige zal er een zgn. una via- overleg plaatsvinden met het bevoegde parket. In het kader daarvan zal een schriftelijke bevestiging van het parket worden gevraagd, waarin gesteld wordt dat de zaak zal worden afgehandeld langs administratieve weg, en dat er geen strafrechtelijke vervolging zal zijn. In het geval er een buitenlandse structuur betrokken is, dan zal de belastingplichtige een schriftelijke verklaring dienen af te leggen omtrent het eventuele voortbestaan hiervan. 

In de tweede hypothese, waarin de belastingplichtige niet akkoord gaat met de vooropgestelde taxatie, vermeldt de instructie dat er een una via-overleg zal worden opgestart met zekerheid tot effectieve vervolging. 

Deze interne instructie installeert geen zgn. nieuwe regularisatieronde. In de instructie wordt namelijk slechts een uniforme toepassing van de wet toegelicht. Het betreft immers geen richtlijnen voor belastingplichtigen, doch deze zullen voortaan wel kunnen rekenen op een uniforme fiscale behandeling. Het gaat hier om fiscale “rechtzettingen”. 

In de praktijk blijkt alleszins dat de instructie wordt toegepast, in die zin dat de lokale controles, die door belastingplichtigen gecontacteerd worden in het kader van een spontane aangifte van eerder niet aangegeven inkomsten, deze aangiftes doorzenden naar de BBI. 

Verder kan opgemerkt worden dat de instructie een aantal onduidelijkheden en lacunes bevat. Zo wordt nergens in de instructie melding gemaakt van de verrekening en eventuele terugbetaling van ingehouden woonstaatheffing. De instructie suggereert tevens in hypothese 2 dat er een una via-overleg dient plaats te vinden, doch ditmaal met zekerheid tot effectieve vervolging door het parket. Uiteraard is dit een bevoegdheid die louter toekomt aan het parket. Het zal dus louter aan het parket toekomen om al dan niet de strafvordering in te stellen. 

Nog nuttig te vermelden in dit kader is dat Sp.a de Raad van State inmiddels verzocht heeft om zich uit te spreken over de wettelijkheid van de instructie… wordt vervolgd. 

De voorwaarden kunnen als volgt worden samengevat:

 Hypothese 1: akkoord belastingplichtigeHypothese 2: geen akkoord belastingplichtige
 BeginsaldoLaatste 7 jaarBeginsaldoLaatste 7 jaar
Verrechtvaardigd regimeGeen taxatie
Niet verrechtvaardigd regime

Divers (onbekend) inkomen aj.2009
33% + 10% = 36,3%
verhoging

RI: 15/25% + 50% verhoging

Divers: 33% + 50% verhoging

Beroeps/BTW: normaal tarief + min. 20% verhoging
Una via overleg metzekerheid tot effectieve vervolging
Berekening zoals in hypothese 1
Geen artikel 
417 WIB/84bis
BTW
RI: 15/25% + 50% verhoging
Divers: 33% + 
50% 
verhoging
Beroeps/BTW: normaal tarief 
+ 50%
 
verhoging
Niet verjaarde successierechtenNormaal tarief + boete en nalatigheidsinteresten na overleg met Vlaams Gewest/AAPATDOC
Bijkomende voorwaarden
  • Schriftelijk en uitdrukkelijk 
    akkoord belastingplichtige
  • Una via overleg indien nodig of indien gevraagd door belastingplichtige
  • Schriftelijke verklaring i.g.v."buitenlandse structuur" en eventueel voortbestaan ervan
 


Voor bijkomende vragen kan u terecht bij:
Gerd D. Goyvaerts (gerdd.goyvaerts@tiberghien.com)


terug