Drank- en eetgelegenheden van bepaalde vzw’s en openbare besturen : nieuwe btw-regeling

21/11/16

Situering

De uitbating van een drank- en eetgelegenheid is in de regel niet vrijgesteld van btw.

Tolerantie (Beslissing Btw nr. E.T.130.298 dd. 12.09.2016)

Er wordt aanvaard dat de uitbating van een drank- of eetgelegenheid van de belasting kan zijn vrijgesteld mits deze uitbating bijkomstig is bij de door nagenoemde belastingplichtigen verrichte vrijgestelde handelingen en navolgende voorwaarden cumulatief zijn voldaan :

- de uitbating van de drank- of eetgelegenheid gebeurt door een belastingplichtige wiens handelingen hierna worden beoogd :

a) ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen of dergelijke instellingen waarvan de activiteiten zijn vrijgesteld krachtens artikel 44, § 2, 1°, a), eerste lid, van het Btw-Wetboek;

b) instellingen die bejaardenzorg of de gehandicaptenzorg tot doel hebben waarvan de activiteiten zijn vrijgesteld krachtens artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek;

c) exploitanten van sportinrichtingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding waarvan de activiteiten zijn vrijgesteld krachtens artikel 44, § 2, 3°, van het Btw-Wetboek;

d) exploitanten van musea, monumenten, natuurmonumenten, plantentuinen en dierentuinen waarvan de activiteiten zijn vrijgesteld krachtens artikel 44, § 2, 7°, van het Btw-Wetboek;

e) organisatoren van toneel-, ballet- of filmvoorstellingen, tentoonstellingen, concerten of conferenties waarvan de activiteiten zijn vrijgesteld krachtens artikel 44, § 2, 9°, van het Btw-Wetboek.

- de exploitatie van de drank- of eetgelegenheid geschiedt op de site van de inrichting waar de vrijgestelde handelingen als bedoeld in het eerste streepje hiervoor worden verricht (hierna aangeduid als de betrokken inrichting);

- de in het eerste streepje beoogde vrijgestelde handelingen vormen een overwegend deel van de door de betrokken inrichting verrichte handelingen. Dit impliceert dat het totaalbedrag, per kalenderjaar, van de in dat eerste streepje beoogde vrijgestelde handelingen groter is dan het totaalbedrag van de overige door die betrokken inrichting verrichte handelingen, zijnde zowel de belaste als overige vrijgestelde handelingen (met inbegrip van de drank- of eetgelegenheid);

- de drank- of eetgelegenheid is in principe slechts toegankelijk voor personen die eveneens afnemer zijn van de hiervoor bedoelde vrijgestelde diensten (bv. patiënten, bewoners, sporters, toeschouwers...), hun bezoekers of genodigden, alsook voor het personeel dat werkzaam is in de betrokken inrichting.

Deze voorwaarde is in elk geval voldaan wanneer de drank- of eetgelegenheid niet toegankelijk is buiten de openingsuren van de inrichting én niet rechtstreeks toegankelijk is van buiten af (men moet met andere woorden eerst de hiervoor bedoelde inrichting betreden, alvorens men toegang heeft tot de drank- of eetgelegenheid). Het voldoen van deze voorwaarde kan evenwel ook worden aangetoond aan de hand van andere feitelijke elementen.

- de ontvangsten uit de uitbating van de drank- of eetgelegenheid bedragen niet meer dan 10 % van de omzet van de in het eerste streepje beoogde vrijgestelde handelingen van de betrokken inrichting.

Een éénmalige overschrijding van deze drempel met 10 % tot aldus maximaal 11 % van de omzet van de in het eerste streepje beoogde vrijgestelde handelingen van de betrokken inrichting per periode van vijf opeenvolgende kalenderjaren wordt voor de toepassing van deze voorwaarde buiten beschouwing gelaten.

Noch de aard van de verstrekte maaltijden, noch het feit dat de betrokken inrichting ook belaste werkzaamheden verricht zijn voortaan van belang.

Lokale dienstencentra (BTW beslissing nr. ET 130.608 dd.23.09.2016)

Lokale dienstencentra hebben voornamelijk als doel ten behoeve van de lokale gemeenschap informatie en advies te verstrekken, vormings- en vrijetijdsactiviteiten te organiseren en zorg op maat aan te bieden in het kader van het sociaal beleid van een gemeente of stad. De activiteiten richten zich in principe tot bijzondere doelgroepen zoals senioren of sociaal zwakkeren.

Een lokaal dienstencentrum wordt opgericht door een OCMW (gemeente of stad) of kan erkend worden door de lokale overheid.

De vraag wordt gesteld onder welke voorwaarden de uitbating van een drank- of eetgelegenheid door een lokaal dienstencentrum wordt beoogd door artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek.

In dit kader moet worden onderzocht of de vrijstelling van artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek kan worden toegepast op de werkzaamheden van lokale dienstencentra. Volgens deze bepaling zijn van de belasting vrijgesteld : "de diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, met sociale zekerheid en met de bescherming van kinderen en jongeren en die worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de bevoegde overheid als instellingen van sociale aard erkend worden".

Met organisaties erkend door de bevoegde overheid worden beoogd :

-  hetzij de instellingen die een formele erkenning genieten, in de gevallen waarin in een formele erkenning door de bevoegde federale, regionale of gewestelijke overheid wordt voorzien;

-  hetzij de instellingen waarvan de diensten en nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen worden verricht in overeenstemming met de voor die instellingen geldende reglementering (z. gepubliceerde beslissing nr. E.T.94.156 van 25.07.2005).

Een dergelijke erkenning kan bijvoorbeeld blijken uit een beslissing van de gemeentelijke overheid of van de OCMW-raad van een gemeente, het feit dat een subsidie wordt toegekend, ...

Rekening houdend met het feit dat lokale dienstencentra er onder meer op gericht zijn de sociale samenhang binnen een stad of een gemeente te bevorderen, gaat de Administratie (Beslissing Btw nr. E.T.130.608 dd. 23.09.2016) er gelet op dit uitermate sociaal doel van uit dat de door deze lokale dienstencentra in dit kader verrichte handelingen in beginsel van de belasting over de toegevoegde waarde zijn vrijgesteld op grond van de bepalingen van artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek, voor zover voldaan is aan de voorwaarde inzake erkenning.

Exploitatie van een drank- of eetgelegenheid die voor iedereen toegankelijk is door een lokaal dienstencentrum

Uit de praktijk is gebleken dat bepaalde lokale dienstencentra onder bezwarende titel, met of zonder winstoogmerk, een drank- of eetgelegenheid exploiteren die voor iedereen toegankelijk is.

Een dergelijke exploitatie is intrinsiek vreemd aan voornoemde sociale doelstelling zodat de vrijstelling van artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek niet kan worden toegepast op de omzet die hierdoor wordt gerealiseerd, ongeacht of er hierbij al dan niet sprake is van concurrentieverstoring.

De administratie gaat er bij wijze van tolerantie evenwel van uit dat de exploitatie van een dergelijke drank- of eetgelegenheid door een lokaal dienstencentrum deze sociale doelstelling niet schendt en aldus geen belemmering vormt voor de toepassing van de vrijstelling van voornoemd artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek wanneer de door het lokaal dienstencentrum gerealiseerde jaarlijkse omzet in het kader van de exploitatie van een dergelijke drank- of eetgelegenheid niet meer bedraagt dan 80.000 euro.

Deze drempel wordt beoordeeld per vestigingseenheid.

Indien dit drempelbedrag in de loop van een kalenderjaar wordt overschreden, zal het betrokken lokaal dienstencentrum gehouden zijn de door hem verrichte handelingen in het kader van de exploitatie van een drank- of eetgelegenheid aan de belasting te onderwerpen met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar en dit voor zover betreffende overschrijding niet als toevallig kan worden aangemerkt.

De eerste keer dat moet worden nagegaan of het drempelbedrag van 80.000 euro is overschreden, heeft betrekking op de omzet gerealiseerd in het kalenderjaar 2016.

Stefan Ruysschaert

Adviseur FOD Financiën Antwerpen

Docent Faculteit Economische Wetenschappen UGent

bron : Fiscalnet


terug