Het Hof van Cassatie bracht in arresten van 2016 verduidelijkingen aan omtrent de omstandigheden waarin de verzending van de voorafgaande kennisgeving van aanwijzingen van fraude zoals bedoeld in artikel 333, al. WIB 92 moesten plaatsvinden.
Dat artikel geeft aan dat er onderzoeken kunnen worden ingesteld door de administratie rond de inkomstenbelastingen gedurende een aanvullende termijn van vier jaar op voorwaarde dat de administratie de belastingplichtige schriftelijk en op een duidelijke manier op de hoogte heeft gebracht van de bestaande fraudeaanwijzingen voor de betrokken periode. Die voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op straffe van nietigheid van de aanslag.
In een circulaire van 08.06.2017 geeft de administratie aan wat men onder dit artikel moet verstaan naar aanleiding van de arresten van het Hof van Cassatie.
Gezien het respecteren van de voorafgaande kennisgeving van aanwijzingen van fraude is vereist op straffe van nietigheid van de belasting is deze circulaire welgekomen.
De administratie begint met erop te wijzen dat de kennisgeving naar de belastingplichtige moet worden verstuurd in geval van onderzoeken bij derden.
De administratie had op basis van een arrest van 1990 geoordeeld dat wanneer er onderzoeken waren gevoerd bij niet bij de door de controle geviseerde belastingplichtige, maar enkel bij derden (leveranciers, klanten, publieke instellingen, buitenlandse belastingadministraties ...) de verzending van een voorafgaande kennisgeving van aanwijzingen van fraude aan de betrokken belastingplichtige niet noodzakelijk was.
Aangezien het Hof van Cassatie in zijn arresten van 2016 van mening is veranderd, wil de administratie zich aanpassen aan deze nieuwe interpretatie om te vermijden dat ze de belastingplichtigen een eenvoudig middel aanreikt om dergelijke aanslagen nietig te doen verklaren.
Moeten onder andere worden beschouwd als derden ten aanzien van de belastingplichtige:
- de natuurlijke of rechtspersonen alsook verenigingen die geen rechtspersoonlijkheid hebben en aan wie is gevraagd om alle inlichtingen te verschaffen die de administratie nodig acht voor een correcte inning van de belastingen in hoofde van een betrokken belastingplichtige.
- de natuurlijke of rechtspersonen alsook de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid waarmee de belastingplichtige een directe of indirecte relatie onderhoudt omwille van verrichtingen of activiteiten of op wie een beroep wordt gedaan om middels geïnformatiseerde systemen boeken en documenten waarvan de overlegging is voorgeschreven door artikel 315 WIB 92 bij te houden, op te maken of te bewaren;
- bank-, wissel, spaar- of kredietinstellingen;
- overheidsdiensten, -organen of -instellingen zoals bedoeld in artikel 329 WIB 92;
- de buitenlandse belastingadministraties (wanneer een verzoek om inlichtingen betreffende belastingplichtige zelf of een derde met wie hij in relatie staat naar de buitenlandse belastingadministratie wordt gestuurd).
Een andere situatie volgens de circulaire is wanneer de belastingadministratie een bepaalde belastingplichtige controleert en bij die gelegenheid in toepassing van artikel 317 WIB 92 inlichtingen ontvangt met het oog op de belasting van een derde. In dat geval verhindert niets de administratie om de zo verkregen informatie te gebruiken om de derde te belasten, zelfs als ze gebruikmaakt van een bijkomende termijn van 4 jaar zoals voorzien in artikel 354, alinea 2 WIB 92 in zoverre de frauduleuze intentie vaststaat. Als onderzoeken noodzakelijk zijn om de bovengenoemde informatie te staven en als die onderzoeken plaatsvinden in de loop van de aanvullende termijn van vier jaar, moet er vooraf een kennisgeving van het bestaan van aanwijzingen van fraude worden verstuurd aan de persoon in wiens hoofde het onderzoek wordt gevoerd.
De richtlijnen voor de verzending van een voorafgaande kennisgeving conform artikel 333, al. 3 WIB 92 zijn onmiddellijk van toepassing.
Als de klacht wegens afwezigheid van voorafgaande kennisgeving wordt opgeworpen in de lopende administratieve geschillen, moeten de aanslagen worden vernietigd met een wederbelasting op grond van artikel 355 WIB 92. Als de klacht daarentegen niet wordt opgeworpen, moet men uitspraak doen over het bezwaarschrift binnen de termijn van zes maanden (of negen maanden in geval van een aanslag van ambtswege).
In de lopende gerechtelijke geschillen moet men de nietigverklaring voorstellen in de aanslagen wegens proceduregebreken in afwezigheid van een voorafgaande kennisgeving en een subsidiaire aanslag onderwerpen aan het oordeel van de rechter.
bron : comptaccount