Personenbelasting – verwerping van verliezen op basis van art. 53, 10° WIB92

18/02/14
Arrest van het Hof van Beroep van Gent dd. 11.06.2013 - De betwisting heeft betrekking op de aanrekening van het beroepsverlies uit de zelfstandige kapperszaak van de appellante op de beroepsinkomsten van de man. Deze beroepsactiviteit is sinds de aanvang in 2003 verlieslatend. Door de fiscale administratie worden de beroepskosten verminderd tot het bedrag van de brutowinsten, zodat het resultaat op "nihil komt" en de aanrekening van verlies, zonder voorwerp is. Dit beroepsverlies werd telkens overeenkomstig de wettelijke voorziene regels terzake, meer bepaald artikel 129 W.I.B'92 iuncto artikel 63 K.B./W.I.B'92, in mindering gebracht van de inkomsten van de appellant. In haar bericht van wijziging dd. 2 maart 2009 gaf de administratie echter te kennen dat zij de fiscale verliezen voor aanslagjaren 2007 en 2008 zou herleiden tot nul. Bijgevolg zou geen verlies meer in aftrek kunnen gebracht worden van de inkomsten van de appellant. Volgens de administratie zou de uitgeoefende activiteit van de appellante immers verlieslatend zijn en er niet op gericht zijn om winsten te realiseren. Ze beroept zich op artikel 53, 10° WIB 1992 om de verliezen op nul te zetten. Het Hof stelt vast dat er geen betwisting bestaat noch over de omvang van het verlies, noch wat het beroepskarakter (53, 10° WIB92) betreft. De aftrekbeperking van artikel 53, 10° WIB92 is een uitzondering op de algemene regel van art. 49 WIB92 en moet beperkend worden geïnterpreteerd. ln concreto kan de bewijsvoering worden ingevuld wanneer aangetoond wordt per post of per groep van kosten dat deze op een onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen. De fiscus besluit daaruit dat de aftrekbare beroepskosten moeten beperkt worden in verhouding tot de beroepswerkzaamheden en dat bepaalde kosten (zoals reiskosten, representatiekosten, restaurant- en autokosten) tot een redelijk en aanvaardbaar bedrag moeten worden beperkt. Treffend in dit verband is het feit dat de fiscale administratie de boekhouding van de appellante niet heeft verworpen. Derhalve blijft de boekhouding bewijskrachtig. Het feit dat de omvang van het beroepsverlies niet werd betwist, is al even determinerend. De omstandigheid dat het bericht van wijziging geen redenen aanvoert, behoudens de onredelijkheid van de uitgaven, draagt evenmin bij tot de bewijsvoering. Bovendien bewijst de fiscus niet dat de aangegeven beroepskosten hetzij privaat hetzij overdreven zijn. Evenmin wordt een opsplitsing gemaakt per uitgave of per soort van uitgave. Terecht laten de appellanten gelden dat een algemene beperking van de beroepsverliezen de wet schendt. Het hoger beroep is derhalve gegrond.
bron : fiscalnet

terug