Btw: renovatie - tarief - berekening van de oppervlaktes

16/06/15
Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Aarlen dd. 22.04.2015 - Eiseres verzoekt voor recht te zeggen dat op de uitgevoerde renovatiewerken het verlaagde btw-tarief van 6% moet worden toegepast. De rechtbank verwijst naar de btw-bepalingen met betrekking tot de tarieven, evenals naar de tabel ervan, en stelt vast dat de wetgever geen definitie heeft gegeven aan het begrip werken en dat men het bijgevolg in zijn gebruikelijke zin dient te begrijpen, zijnde een interventie waarvan de draagwijdte niet van dien aard mag zijn dat de werken in kwestie kunnen worden gelijkgesteld met een nieuwbouw. Verwijzend naar een parlementaire vraag verduidelijkt de rechtbank dat er voor de berekening van de oude oppervlaktes geen rekening mag worden gehouden met de oude delen van de woning die niet werden bewaard, met name omdat ze zouden zijn afgebroken. De oude delen van de woning die volledig werden afgebroken, maar op dezelfde oppervlakte werden heropgebouwd, maken daarentegen wel deel uit van de berekening van de nieuwe oppervlaktes. Bij gedeeltelijke afbraak moeten bijgevolg alleen de oude oppervlaktes die bewaard zijn gebleven in aanmerking worden genomen. De vaststellingen ter plaatse door de belastingambtenaar worden niet betwist, maar de partijen zijn het evenwel niet eens wat de oppervlakte betreft van het oude gedeelte van het gebouw dat nog overblijft in vergelijking met het nieuwe gedeelte na de werken, waarbij de administratie het oude gedeelte schat op 364,96 m² en de totale oppervlakte na de werken op 1.157,89 m², terwijl eiseres, op basis van het verslag van haar architect, die niemand anders is dan haar broer, beide oppervlaktes respectievelijk schat op 679 en 897 m. De berekeningen van eiseres zijn evenwel foutief. In de eerste plaats overschatten ze immers aanzienlijk de oppervlakte voorafgaand aan de werken (van 2 x 175 m²) waarbij ze rekening hield met de stal en de hooizolder op de eerste verdieping, aangezien die na de werken een nieuwe bestemming hebben gekregen en dienden te worden beschouwd als zijnde ’verbouwd’. Een stal en de bijbehorende hooizolder zijn geen woongebouw of een deel van een woongebouw; ze kunnen bijgevolg niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van het gedeelte van het gebouw dat na de werkzaamheden bewaard is gebleven. Eiseres, roept, net als haar architect, tevens het feit in dat een ruimte met een hoogte van 80 cm niet kan worden beschouwd als een kelder en dat een deel van de oppervlaktes van de verdiepingen 2 en 3 niet in aanmerking hoeven te worden genomen, namelijk de dakverdiepingen die niet ten minste 1,50 m hoog zijn, aangezien het de toepassing betreft van een algemene rekenregel om te bepalen of een woning al dan niet beantwoordt aan de algemene vereisten inzake gezondheid en minimumoppervlakte. Zoals aangegeven in het antwoord op voorgemelde parlementaire vraag nr. 1117 van 9 oktober 2002 dient men rekening te houden met de “totale oppervlakte van elk vlak gedeelte (draagvloer) van elk deel van de woning, inclusief dus de ‘verloren oppervlakte, zoals onder een schuin dak” evenals “de oppervlakte van bergruimte, kelder, zolder en in- of aangebouwde garage”. Die criteria zijn inderdaad relevant voor het schatten van de omvang van de uitgevoerde werken, die de grens bepaalt tussen een gewone renovatie of verbouwing en de bouw of wederopbouw van een nieuw gebouw, in tegenstelling tot de beperkingen die worden toegepast door eiseres, welke daar geen verband mee houden. Het verzoek is bijgevolg niet gegrond.
bron : fiscalnet

terug