Demowagens en btw

14/01/17

Situering

Het beroepsmatig gebruik van een wagen die door de zaakvoerder/bestuurder tijdelijk als demowagen gebruikt wordt is in principe ook onderworpen aan het bewijs volgens één van de voorziene methodes.

De vraag werd gesteld hoe circulaire nr. 9 van 30 juli 1985 in dit evolutief kader moet gelezen worden.

Ingebruikneming van bedrijfsmiddelen

De ingebruikneming door een belastingplichtige, als bedrijfsmiddel, van een goed in de omstandigheden beoogd door artikel 12, § 1, 3°, van het W.BTW wordt gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel. De btw geheven van deze ingebruikneming is slechts aftrekbaar in de mate waarin het goed wordt gebruikt voor het verrichten van belaste handelingen. Bijgevolg dient het beroepsmatig gebruik volgens een van de methoden te worden vastgesteld vanaf de ingebruikneming als bedrijfsmiddel.

Wat voorafgaat geldt uiteraard ook wat de bijzondere regeling voor de ingebruiknemingen die worden verricht door constructeurs en handelaars in personenwagens en wagens voor dubbel gebruik betreft (zie circulaire nr. 9 van 30 juli 1985, later gewijzigd). Wanneer de wagens die onder toepassing van deze regeling in gebruik worden genomen zowel voor de economische doeleinden als voor andere doeleinden worden gebruikt (vb. als demowagen voor potentiële klanten alsook als privévervoermiddel van de bestuurder/zaakvoerder) dient het beroepsmatig gebruik te worden vastgesteld volgens een van de methoden. Rekening houdend met het feit dat deze bijzondere regeling niet voorziet in een te belasten ingebruikneming noch in een regularisatie van de in aftrek gebrachte voorbelasting indien het voertuig wordt geleverd binnen de drie maanden nadat het voor het eerst in het verkeer werd gebracht, dient het beroepsgebruik met betrekking tot de hiervoor bedoelde periode niet te worden vastgesteld.

Vanaf de eerste dag na de periode van drie maanden nadat het voertuig voor het eerst in het verkeer werd gebracht dient de belastingplichtige het beroepsgebruik vast te stellen overeenkomstig één van de voorziene methoden.

Voorbeeld (Circulaire AAFisc Nr. 36/2015 (nr. E.T.119.650) dd. 23.11.2015, punt 3.2.1.2.2., nr. 97 en bijlage 1, voorbeeld 3)

Een handelaar in personenwagens (concessie van een bepaald merk) koopt in 2013 een voertuig bestemd voor de verkoop (22.000 € + 4.620 € btw). De btw geheven van de aankoop is uiteraard volledig aftrekbaar (artikel 45, § 2, tweede lid, h), van het Wetboek).

Op 23.03.2014 wordt het voertuig voor het eerst in het verkeer gebracht. Het voertuig wordt zowel door de zaakvoerder en zijn familie als door potentiële klanten gebruikt (demowagen). Dit gebruik zou in principe aanleiding geven tot de toepassing van artikel 12 van het W.BTW, maar de autohandelaar kan gebruik maken van de bijzondere regeling beoogd door circulaire nr. 9 van 30.07.1985.

Variant 1

De wagen wordt verkocht op 17.05.2014. Aangezien de wagen wordt geleverd binnen de drie maanden nadat deze voor het eerst in het verkeer werd gebracht dient de autohandelaar artikel 12 van het W.BTW niet toe te passen en dient er geen regularisatie van de afgetrokken btw te worden verricht. De btw is uiteraard verschuldigd over de verkoopprijs van de wagen. Het beroepsgebruik van het voertuig dient niet te worden vastgesteld met betrekking tot deze periode.

Variant 2

De wagen wordt verkocht met een flinke korting op 22.12.2014 (20.000 € + 4.200 €). Aangezien de wagen wordt geleverd meer dan drie maanden nadat deze voor het eerst in het verkeer werd gebracht dient de autohandelaar artikel 12 van het W.BTW toe te passen. De btw geheven over deze ingebruikneming is aftrekbaar rekening houdend met het beroepsmatig gebruik waarbij de toepassing van artikel 45, § 2, van het W.BTW uiteraard niet uit het oog mag worden verloren. Vanaf de eerste dag na de periode van drie maanden nadat het voertuig voor het eerst in het verkeer werd gebracht dient de belastingplichtige het beroepsgebruik vast te stellen overeenkomstig een van de methoden.

In onderhavig geval moet de ingebruikneming gebeuren op 22.12.2014. De verschuldigde btw wordt als volgt berekend : (22.000 € - 20.000 €) x 21 % = 420 €.

Vanaf 24.06.2014 (eerste dag na de periode van drie maanden volgend op de datum waarop het voertuig voor het eerst in het verkeer werd gebracht) houdt de handelaar een rittenadministratie bij (methode 1). Hieruit blijkt een beroepsgebruik van 70 %.

De btw verschuldigd naar aanleiding van de ingebruikneming is bijgevolg aftrekbaar tot beloop van 210 € (= 420 x 50 % dus "%Beroep" beperkt tot 50 % ingevolge artikel 45, § 2, eerste lid, W.BTW).

Stefan Ruysschaert

Adviseur FOD Financiën Antwerpen

Docent Faculteit Economische Wetenschappen UGent

bron : fiscalnet


terug