Nieuw fiscaal gunstregime inzake auteursrechten - Wat is de impact van de recente wetswijzigingen op jouw vergoeding(en)

23/02/23

Kan jij nog gebruikmaken van het fiscaal gunstregime inzake auteursrechten? Wat is de impact van de recente wetswijzigingen op jouw vergoeding?

De fiscale regeling inzake auteursrechten en naburige rechten werd recent onder handen genomen door de wetgever. Noties als ‘misbruik’ en ‘gemiste overheidsinkomsten’, uitgesproken door de minsister van financiën, zouden daaraan ten grondslag te liggen.

De wijzigingen werden doorgevoerd met de programmawet van 24 november 2022 en traden in werking op 1 januari 2023. Er is wel in een overgangsregeling voorzien voor het aanslagjaar 2024 (inkomsten 2023) voor diegene die het systeem momenteel kunnen toepassen maar niet meer voldoen aan de strengere voorwaarden van de nieuwe regeling.

Hieronder zoemen wij in op de memorie van toelichting bij het ontwerp van de programmawet. De memorie zou ons in principe duidelijke handvaten moeten bieden voor de toepassing in concreto van de doorgevoerde wetshervormingen – dit evenwel tevergeefs?

Hoewel er in de memorie wordt gesteld dat het de bedoeling is om terug te keren naar het aanvankelijk doel van de wet van 2008 – zijnde de bescherming van kunstenaars die genieten van wisselvallige en bescheiden inkomsten die pas opgestreken worden na lange, onbezoldigde periodes van schepping en investeringen – lijkt dit doel in de verdere tekst voorbij geschoten te worden.

De beroepsactiviteiten waarvan men verwachtte dat ze uitgesloten zouden worden (IT, consultants, marketeers,…), zouden immers volgens een letterlijke lezing van de tekst toch overeind kunnen blijven.

Hieronder worden een aantal passages uit de memorie aangehaald waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat de aanpassing minder verregaand zijn, dan aanvankelijk verwacht.

I.     Ten eerste stelt de tekst uitdrukkelijk dat er geen enkele wijziging is naargelang het uitgeoefend beroep. Van zodra men een werk van letterkunde of kunst creëert binnen de beroepsactiviteit, kan men onder het fiscaal gunstregime ressorteren.

De invulling van de noties ‘letterkunde’ en ‘kunst’ blijft – zoals voordien – vastgeklikt aan de algemene thans geldende definitie, te weten een werk dat 1) origineel is en 2) uitgedrukt wordt in een concrete vorm.

Op dat punt wijzigt er bijgevolg niets.

II.  De profielen/sectoren waarvan verwacht werd dat ze uitgesloten zouden worden, worden nergens in concreto in de tekst benoemd.

III   Specifiek m.b.t. de IT-sector:

Hoewel er in de nieuwe tekst niet langer verwezen wordt naar bepaalde specifieke wetteksten waarin uitdrukkelijk gesteld wordt dat computerprogramma's, softwareapplicaties, broncode schrijven en databanken auteursrechtelijk beschermde werken zijn, vallen deze profielen onder de nieuwe tekst niet uit de boot. Dergelijke werken kwalificeren immers – naast een aantal specifieke wetteksten – ook als auteursrechtelijk beschermde werken onder het algemene auteursrecht én onder internationale verdragen. Zo stelt de Europese Softwarerichtlijn uitdrukkelijk dat lidstaten computerprogramma’s als werk van letterkunde (lees: auteursrechtelijk beschermd werk) moeten beschermen. Ergo in principe zijn en blijven computerprogramma's, softwareapplicaties en databanken auteursrechtelijk beschermde werken.

IV.  Exploitatievereiste:

De vereiste van exploitatie is nu wettelijk verankerd maar volgens de tekst is het voldoende dat de inkomsten verkregen zijn uit overdracht of licentie “met het oog op” exploitatie of feitelijk gebruik. Het lijkt dus voldoende dat de intentie er is, maar de effectieve exploitatie is geen voorwaarde.

Ook op dit punt is er bijgevolg weinig tot geen verschil.

V.   De rechthebbende moet een overdracht of licentie van diens auteursrechten op het beschermde werk (met het oog op exploitatie) doen of verlenen aan een derde voor zijn mededeling aan het publiek, voor zijn openbare uitvoering of opvoering, of voor zijn reproductie.

Over dit aspect zal vermoedelijk de meeste inkt vloeien.

Voorafgaandelijk aan de publicatie van de definitieve wettekst, werd er gespeculeerd over de verwachtte nieuwe vereiste van mededeling aan het publiek, voor zijn openbare uitvoering of opvoering.

De vereiste van mededeling aan het publiek zou op het eerste gezicht bepaalde profielen of sectoren kunnen uitsluiten zoals een architect die een plan maakt voor één woning en niet voor een ruimer publiek of een IT’er die een app bouwt, bestemd voor het intern gebruik door zijn klant. De zogenaamde één-op-één opdrachten.

In de finale wettekst opteerde de wetgever er op het laatste nippertje alsnog voor om de overdracht voor de reproductie toe te voegen aan de wettekst. Dit is een uiterst belangrijke toevoeging. Immers, indien er geen mededeling aan het publiek is, volstaat ook de mogelijkheid tot reproductie van het overgedragen werk. In de meeste gevallen zal dit tegemoetkomen aan het probleem van de één-op-één creatie die overgedragen wordt met de loutere bedoeling om gereproduceerd te worden bij die ene klant waarvoor het gecreëerd werd.

Los daarvan kan ook gedebatteerd worden over de notie ‘mededeling aan het publiek’. Volgens de rechtspraak van het Hof van justitie én volgens de auteursrechtrichtlijn dient deze notie zeer ruim geïnterpreteerd te worden. Volgens de auteursrechtrichtlijn omvat het iedere mededeling die wordt gedaan aan publiek dat niet op de plaats van oorsprong van de mededeling aanwezig is.

In het licht van bovenstaande bevindingen, noopt een letterlijke lezing van de tekst tot de conclusie dat het gros van de profielen en sectoren die op heden gebruik maken van het fiscaal gunstregime, hiervan zullen kunnen blijven genieten.

Dit evenwel op één categorie na, die wel uitdrukkelijk uitgesloten wordt, met name de werknemers. Daarvan stelt de tekst uitdrukkelijk: “Er bestaat geen rechtvaardiging voor de toepassing van een bijzondere regeling voor begunstigden van contractueel gegarandeerde inkomsten die op regelmatige basis worden ontvangen, anders dan de gebruikelijke regeling die van toepassing is op de meeste werknemers wier netto beroepsinkomsten volledig worden belast tegen de progressieve tarieven van de personenbelasting.” Tegen uiterlijk 1 januari 2024 zullen de vergoedingspakketten van de werknemers aangepast moeten zijn.  

Ondanks die weinig beperkende letterlijke lezing van de wettekst, dient echter enige voorzichtigheid aan de dag gelegd te worden. De achterliggende bedoeling van de wetshervormingen vooropgesteld door de minister van financiën is gekend en vormt dan ook de geest van de wet.

Het is derhalve niet ondenkbaar dat er in de komende periode een veelheid aan gerechtelijke procedures zullen volgen over de correcte interpretatie van de wettekst. Aangezien de wetgever – én politici – het toepassingsgebied van de wet klaarblijkelijk willen beperken, bestaat de kans dat de rechter de geest laat voorgaan op de letter wat finaal resulteert in beperkende rechtspraak (lees: afkeuringen van het gebruik van het regime).

Dit alles is op dit moment een onzeker gegeven. Te meer, nu er voortaan geen rulings meer verstrekt worden en bestaande rulings mogelijk zullen komen te vervallen.

De toepassing van dit regime is en blijft bijgevolg een risicoanalyse die de gebruiker van het regime zelf dient te maken.

Het gevolg van een afkeuring na controle is dat de geïnde auteursrechtenvergoedingen retroactief geherkwalificeerd worden tot beroepsinkomsten belast aan het normaal progressief belastingtarief. De retroactiviteit van de afkeuring kan uiteraard tot aanzienlijke terug te betalen bedragen leiden. Het risico rust op hem die de vergoedingen int. In geval van zelfstandige medewerkers, rust het risico derhalve op deze laatsten.

Daar waar wel duidelijke wijzigingen doorgevoerd werden, is inzake de verdeelsleutels en de grensbedragen van de auteursrechtelijke vergoeding.   

Vooreerst zal voortaan een beperkendere verdeelsleutel gelden voor gemengde facturen, lees: facturen waarop zowel een vergoeding voor auteursrechten als voor dienstverlening opgenomen wordt. De verdeelsleutel wordt stapsgewijs ingevoerd:

  • Vanaf 1 januari 2023 bedraagt de verdeelsleutel 50% vergoeding uit auteursrechten – 50% vergoeding uit dienstverlening;
  • Vanaf 1 januari 2024 bedraagt de verdeelsleutel 40% vergoeding uit auteursrechten – 60% vergoeding uit dienstverlening;
  • Vanaf 1 januari 2025 bedraagt de verdeelsleutel 30% vergoeding uit auteursrechten – 70% vergoeding uit dienstverlening;

Wat eveneens nieuw is, is dat het jaarplafond van 64.070 euro voortaan afgetoetst wordt aan het gemiddelde inkomen uit auteursrechten van de vorige vier jaren. Dat gemiddelde inkomen mag niet hoger zijn dan 64.070 euro. Overschrijdt het gemiddelde inkomen uit auteursrechten en naburige rechten in de vier vorige belastbare tijdperken het absolute maximumplafond van 64.070 euro, vervalt de volledige mogelijkheid voor het volgend inkomstenjaar om nog toepassing van het fiscale regime te maken. 

Voor zij die niet meer kunnen genieten van het regime, bijvoorbeeld de werknemers, geldt een overgangsperiode van één jaar, doch tijdens die overgangsperiode worden de grensbedragen en de forfaitaire kosten gehalveerd.

Auteur: Nicolas Van Bever


terug