Kan jij nog gebruikmaken van het fiscaal
gunstregime inzake auteursrechten? Wat is de impact van de recente
wetswijzigingen op jouw vergoeding?
De fiscale regeling inzake
auteursrechten en naburige rechten werd recent onder handen genomen door
de wetgever. Noties als ‘misbruik’ en ‘gemiste overheidsinkomsten’,
uitgesproken door de minsister van financiën, zouden daaraan ten grondslag te
liggen.
De wijzigingen werden doorgevoerd
met de programmawet van 24 november 2022 en traden in werking op 1 januari 2023.
Er is wel in een overgangsregeling voorzien voor het aanslagjaar 2024
(inkomsten 2023) voor diegene die het systeem momenteel kunnen toepassen maar
niet meer voldoen aan de strengere voorwaarden van de nieuwe regeling.
Hieronder zoemen wij in op de
memorie van toelichting bij het ontwerp van de programmawet. De memorie zou
ons in principe duidelijke handvaten moeten bieden voor de toepassing in
concreto van de doorgevoerde wetshervormingen – dit evenwel tevergeefs?
Hoewel er in de memorie wordt
gesteld dat het de bedoeling is om terug te keren naar het aanvankelijk doel
van de wet van 2008 – zijnde de bescherming van kunstenaars die genieten van
wisselvallige en bescheiden inkomsten die pas opgestreken worden na lange,
onbezoldigde periodes van schepping en investeringen – lijkt dit doel in
de verdere tekst voorbij geschoten te worden.
De beroepsactiviteiten waarvan
men verwachtte dat ze uitgesloten zouden worden (IT, consultants,
marketeers,…), zouden immers volgens een letterlijke lezing van de tekst
toch overeind kunnen blijven.
Hieronder worden een aantal
passages uit de memorie aangehaald waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat
de aanpassing minder verregaand zijn, dan aanvankelijk verwacht.
I. Ten eerste stelt de tekst uitdrukkelijk dat er
geen enkele wijziging is naargelang het uitgeoefend beroep. Van zodra men een werk
van letterkunde of kunst creëert binnen de beroepsactiviteit, kan men onder
het fiscaal gunstregime ressorteren.
De invulling van
de noties ‘letterkunde’ en ‘kunst’ blijft – zoals voordien – vastgeklikt
aan de algemene thans geldende definitie, te weten een werk dat 1) origineel
is en 2) uitgedrukt wordt in een concrete vorm.
Op dat punt
wijzigt er bijgevolg niets.
II. De
profielen/sectoren waarvan verwacht werd dat ze uitgesloten zouden worden, worden
nergens in concreto in de tekst benoemd.
III Specifiek
m.b.t. de IT-sector:
Hoewel er in de
nieuwe tekst niet langer verwezen wordt naar bepaalde specifieke wetteksten
waarin uitdrukkelijk gesteld wordt dat computerprogramma's, softwareapplicaties,
broncode schrijven en databanken auteursrechtelijk beschermde werken zijn, vallen
deze profielen onder de nieuwe tekst niet uit de boot. Dergelijke werken
kwalificeren immers – naast een aantal specifieke wetteksten – ook als
auteursrechtelijk beschermde werken onder het algemene auteursrecht én onder internationale
verdragen. Zo stelt de Europese Softwarerichtlijn uitdrukkelijk dat lidstaten
computerprogramma’s als werk van letterkunde (lees: auteursrechtelijk
beschermd werk) moeten beschermen. Ergo in principe zijn en
blijven computerprogramma's, softwareapplicaties en databanken
auteursrechtelijk beschermde werken.
IV. Exploitatievereiste:
De vereiste van
exploitatie is nu wettelijk verankerd maar volgens de tekst is het voldoende
dat de inkomsten verkregen zijn uit overdracht of licentie “met het oog op”
exploitatie of feitelijk gebruik. Het lijkt dus voldoende dat de intentie er
is, maar de effectieve exploitatie is geen voorwaarde.
Ook op dit punt
is er bijgevolg weinig tot geen verschil.
V. De
rechthebbende moet een overdracht of licentie van diens auteursrechten op het
beschermde werk (met het oog op exploitatie) doen of verlenen aan een
derde voor zijn mededeling aan het publiek, voor zijn openbare
uitvoering of opvoering, of voor zijn reproductie.
Over dit aspect
zal vermoedelijk de meeste inkt vloeien.
Voorafgaandelijk
aan de publicatie van de definitieve wettekst, werd er gespeculeerd over de verwachtte
nieuwe vereiste van mededeling aan het publiek, voor zijn openbare
uitvoering of opvoering.
De vereiste van
mededeling aan het publiek zou op het eerste gezicht bepaalde profielen of sectoren
kunnen uitsluiten zoals een architect die een plan maakt voor één woning en
niet voor een ruimer publiek of een IT’er die een app bouwt, bestemd voor het
intern gebruik door zijn klant. De zogenaamde één-op-één opdrachten.
In de finale
wettekst opteerde de wetgever er op het laatste nippertje alsnog voor om de overdracht
voor de reproductie toe te voegen aan de wettekst. Dit is een uiterst
belangrijke toevoeging. Immers, indien er geen mededeling aan het publiek is,
volstaat ook de mogelijkheid tot reproductie van het overgedragen werk. In de
meeste gevallen zal dit tegemoetkomen aan het probleem van de één-op-één
creatie die overgedragen wordt met de loutere bedoeling om gereproduceerd te
worden bij die ene klant waarvoor het gecreëerd werd.
Los daarvan kan
ook gedebatteerd worden over de notie ‘mededeling aan het publiek’. Volgens
de rechtspraak van het Hof van justitie én volgens de auteursrechtrichtlijn dient
deze notie zeer ruim geïnterpreteerd te worden. Volgens de
auteursrechtrichtlijn omvat het iedere mededeling die wordt gedaan aan publiek
dat niet op de plaats van oorsprong van de mededeling aanwezig is.
In het licht van bovenstaande
bevindingen, noopt een letterlijke lezing van de tekst tot de conclusie dat het
gros van de profielen en sectoren die op heden gebruik maken van het fiscaal
gunstregime, hiervan zullen kunnen blijven genieten.
Dit evenwel op één categorie na,
die wel uitdrukkelijk uitgesloten wordt, met name de werknemers. Daarvan stelt
de tekst uitdrukkelijk: “Er bestaat geen rechtvaardiging voor de toepassing
van een bijzondere regeling voor begunstigden van contractueel gegarandeerde
inkomsten die op regelmatige basis worden ontvangen, anders dan de
gebruikelijke regeling die van toepassing is op de meeste werknemers wier netto
beroepsinkomsten volledig worden belast tegen de progressieve tarieven van de
personenbelasting.” Tegen uiterlijk 1 januari 2024 zullen de vergoedingspakketten
van de werknemers aangepast moeten zijn.
Ondanks die weinig beperkende letterlijke
lezing van de wettekst, dient echter enige voorzichtigheid aan de dag gelegd te
worden. De achterliggende bedoeling van de wetshervormingen vooropgesteld door
de minister van financiën is gekend en vormt dan ook de geest van de
wet.
Het is derhalve niet ondenkbaar
dat er in de komende periode een veelheid aan gerechtelijke procedures zullen
volgen over de correcte interpretatie van de wettekst. Aangezien de wetgever –
én politici – het toepassingsgebied van de wet klaarblijkelijk willen beperken,
bestaat de kans dat de rechter de geest laat voorgaan op de letter wat finaal
resulteert in beperkende rechtspraak (lees: afkeuringen van het gebruik van het
regime).
Dit alles is op dit moment een
onzeker gegeven. Te meer, nu er voortaan geen rulings meer verstrekt worden en
bestaande rulings mogelijk zullen komen te vervallen.
De toepassing van dit regime is
en blijft bijgevolg een risicoanalyse die de gebruiker van het regime zelf
dient te maken.
Het gevolg van een afkeuring na
controle is dat de geïnde auteursrechtenvergoedingen retroactief
geherkwalificeerd worden tot beroepsinkomsten belast aan het normaal
progressief belastingtarief. De retroactiviteit van de afkeuring kan uiteraard
tot aanzienlijke terug te betalen bedragen leiden. Het risico rust op hem die
de vergoedingen int. In geval van zelfstandige medewerkers, rust het risico
derhalve op deze laatsten.
Daar waar wel duidelijke
wijzigingen doorgevoerd werden, is inzake de verdeelsleutels en de grensbedragen
van de auteursrechtelijke vergoeding.
Vooreerst zal voortaan een
beperkendere verdeelsleutel gelden voor gemengde facturen, lees: facturen
waarop zowel een vergoeding voor auteursrechten als voor dienstverlening
opgenomen wordt. De verdeelsleutel wordt stapsgewijs ingevoerd:
- Vanaf
1 januari 2023 bedraagt de verdeelsleutel 50% vergoeding uit auteursrechten – 50%
vergoeding uit dienstverlening;
- Vanaf
1 januari 2024 bedraagt de verdeelsleutel 40% vergoeding uit auteursrechten –
60% vergoeding uit dienstverlening;
- Vanaf 1
januari 2025 bedraagt de verdeelsleutel 30% vergoeding uit auteursrechten – 70%
vergoeding uit dienstverlening;
Wat eveneens nieuw is, is
dat het jaarplafond van 64.070 euro voortaan afgetoetst wordt aan het
gemiddelde inkomen uit auteursrechten van de vorige vier jaren. Dat gemiddelde
inkomen mag niet hoger zijn dan 64.070 euro. Overschrijdt het gemiddelde
inkomen uit auteursrechten en naburige rechten in de vier vorige belastbare
tijdperken het absolute maximumplafond van 64.070 euro, vervalt de
volledige mogelijkheid voor het volgend inkomstenjaar om nog toepassing van het
fiscale regime te maken.
Voor zij die niet meer kunnen genieten
van het regime, bijvoorbeeld de werknemers, geldt een overgangsperiode van één
jaar, doch tijdens die overgangsperiode worden de grensbedragen en de
forfaitaire kosten gehalveerd.
Auteur: Nicolas Van Bever